Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Het geschiedde nu des anderen daags, den tweeden der nieuwe maan, als Davids plaats ledig gevonden werd, zo zeide Saul tot zijn zoon Jonathan: [58]Waarom [59]is de zoon van Isai noch gisteren noch heden [60]tot de spijze gekomen? 58. Saul kon wel denken dat David grote oorzaak had uit zijn ogen te blijven, dewijl Saul had gezocht hem te doden. Maar hij dacht dat David zulks aan zijn onzinnigheid zou toeschrijven, en dat hij zich voor hem niet vrezen zou, dewijl hij nu weder tot zijn verstand gekomen was. 59. Aldus noemt hij David verachtelijk, niet eens denkende dat hij zelf de zoon van Kis was. 60. Hebreeuws, tot het brood, of bij de spijs; gelijk boven, vs.24.